|
Programma 4 mei Herdenking te Deventer bij het Indië Monument “De Wachtende Moeder” op vrijdag 4 mei 2018
|
19.10 uur |
Verzamelen bij het Monument.
|
19.15 uur
|
Aanvang met toespraak door Joep Walter, voorzitter van de Stichting Indië Monument Deventer. |
19.22 uur
|
Voordracht gedicht door de heer Ruben Kijk in de Vegte. |
19.25 uur
|
Twee minuten stilte (staande).
|
19.26 uur
|
Muzikale bijdrage van mevrouw Lea Pijnappels.
|
19.30 uur
|
Kranslegging door mevrouw Marion van Leeuwen namens haar familie,
tevens namens overige nabestaanden en namens de Stichting Indië
Monument Deventer. |
|
Kranslegging door de heer M. Kossen, gemeentesecretaris van de gemeente Deventer, namens de gemeente Deventer. |
|
Bloemlegging door belangstellenden. |
19.38 uur
|
Sluiting.
|
Toespraak 4-5-2017
|
Namens de stichting Indië Monument Deventer heet ik u allen vanavond
hartelijk welkom. In het bijzonder wil ik noemen degenen die kransen
zullen leggen: Geertrui van Gorkum namens alle nabestaanden en de
Stichting Indiëmonument, en wethouder Frits Rorink. Maar ook wil ik nog
degenen noemen die anderszins meewerken aan deze herdenking: de dichter
Chris Jan van Haastert, Lea Pijnappels die het muzikale intermezzo zal
verzorgen en de scouts van de President Stein en Titus Brandsma
groep. Tot onze spijt is de heer Dirk Kok, Indië-veteraan en betrokkene
van het eerste uur bij de totstandkoming 18 jaar geleden van dit
monument, ons afgelopen jaar ontvallen. De laatste nog levende Deventer
veteranen, Herman Bekking en Jo Goossen, zijn niet in staat de
herdenking bij te wonen.
We zijn vandaag voor de 18e keer in verbondenheid bij het monument De
Wachtende Moeder bijeen om de Deventer militairen te gedenken die zijn
omgekomen bij de oorlog in Nederlands Indië tussen 1942 en 1950,
alsmede de burgerslachtoffers uit die periode.
We doen dit vooràfgaand aan de grote herdenking om 8 uur. We willen ons
daar niet van afzonderen. Integendeel. Maar het is belangrijk dat ook
het Indische aspect van het verhaal levend blijft.
Na 1945 trok de rampzalige situatie in wat intussen Indonesië was
geworden, vele Nederlandse vrijwilligers aan, vaak zonder speciale band
met dat land, maar vervuld van mooie idealen.
Rondom de Indië-herdenkingen is de laatste jaren een controverse
ontstaan. Ik wil daar niet over zwijgen. Een uitdrukking die in dit
kader gebruikt wordt, is dat Nederland aan de foute kant van de
geschiedenis terecht kwam. Termen als excessief en structureel geweld
hebben de laatste jaren veel schuld geladen op àlle militairen, die
vanaf 1946 de verre strijd in werden gestuurd. De monumenten die in 80
Nederlandse gemeenten staan, zijn in de ogen van een aantal mensen
ineens een onverdiend eerbetoon geworden aan gesneuvelden, over wie
maar liever gezwegen werd.
Er is in mijn ogen sprake van een misverstand.
Er was wel degelijk een ernstige aanleiding, méér dan alleen een
economische, om het leger naar Indonesië te sturen. De tijd van de oude
koloniale regimes was voorbij. De wereld was in 1945 voorgoed
veranderd. In het machtsvacuüm dat in Indië ontstond na capitulatie van
Japan riep Soekarno meteen de onafhankelijkheid uit, maar
tegelijkertijd had hij zijn strijdkrachten niet meer onder controle.
Zo brak de zogenaamde Bersiap! periode uit. Tienduizenden jongeren,
gedrild door de Japanners, richtten met hun vers veroverde wapenen een
terreurbewind aan. Iedere betrokkene bij het oude koloniale regime
moest eraan geloven. Indonesiërs, Indo-Europeanen, Chinezen en
natuurlijk ook de Nederlanders, voor zover ze die te pakken konden
krijgen.
De meesten verbleven namelijk nog in de interneringskampen, die door de
Japanners bewaakt werden, maar granaten kon je ook over de hekken
werpen.
Tussen oudere en jongere generatie Indonesiërs was een onoverbrugbare
kloof ontstaan. De oudere bevolking stond tussen 2 vuren: hun eigen
hysterisch geworden kinderen en de teruggekeerde Nederlanders. Tel
daarbij op de duizenden doden die bij verschillende opstanden vielen,
en de heuse burgeroorlog die daarbovenop in 1948 uitbrak binnen de
vrije republiek van Indonesië, waar iedereen tegenover iedereen stond,
en je snapt dat heel Java in brand stond.
In Nederland ontstond met behulp van propaganda een sfeer waarin Indië
te hulp moest worden gekomen. Slechts een linkse minderheid was tegen.
Vergeet niet: de gezagsverhoudingen waren 70 jaar geleden anders en de
mentaliteit was anders dan tegenwoordig. Er waren zowel vrijwilligers
als dienstweigeraars.
Men kan het de gestuurde soldaten niet kwalijk nemen dat zij de strijd
in gingen. Maar kan men het de vrijwilligers dan kwalijk nemen? Ik zei
het al, de tijdgeest was in 1946 volledig anders. Ze werden breed
gesteund en hun ideaal was het helpen herstellen van een humane
samenleving.
Een zeer recente boek over de koloniale oorlogen van Gert Oostindië
werpt veel nieuw licht op deze kwestie. Veel soldaten ervoeren in
Indië, dat hun idealen eigenlijk op fundamenteel foute keuzes van de
regering waren gebaseerd.
De Indonesische vertaling van dit boek leidt in Indonesië zelf op dit
moment trouwens tot verbazing over hoe wij zo ontluisterend over
onszelf kunnen schrijven, maar veel verrassender, het leidt ook tot
veel begrip en verzoening, omdat zij begrijpen, dat de meeste gewone
soldaten persoonlijk weinig te verwijten valt, en dat die gewone
soldaten ook als zij niet sneuvelden, evengoed slachtoffers waren van
het systeem en de tijdgeest.
Het verleden zou vooral een les moeten zijn.
Om de les uit het verleden te leren moeten we weet hebben van wat
gebeurde, en waarom. Het grote onderzoek naar het toegedekte verleden
dat op stapel staat, samen met Indonesië, is een goede en grote stap.
Oorlog zonder uitwassen bestaat niet, want een oorlog kent zijn eigen
dynamiek. Iedere oorlog leidt steeds weer tot veteranen die
getraumatiseerd zijn omdat het krijgsbedrijf altíjd beschadigingen
oplevert.
Er zijn keuzes gemaakt die we nu niet meer zouden maken. Maar het
laatste wat wij willen of kunnen doen, is veroordelen. In plaats
daarvan zouden we in mededogen terug moeten kijken naar de
verschrikkingen van toen. Hoe zouden toekomstige generaties onze eigen
keuzes beoordelen? Ons huidige handelen valt binnen de huidige
maatschappelijke context en de huidige systeem van waarden. Maar in de
toekomst?
Het doel van herdenken moet zijn: geen oorlog, of nog meer, nooit meer
oorlog, en dankbaarheid voor en bewustwording van de vrijheid.
Vrijheid geef je door. Vrijheid kùn je alleen doorgeven als je
onvrijheid ervaren hebt, of althans je daarin verdiept hebt. Daarom
moeten wij het verhaal blijven vertellen. Ook het Indische verhaal. En
daarom moeten we ook blijven herdenken.
In onze stad staan de Deventer slachtoffers centraal. Het monument De
Wachtende Moeder is in 1999 opgericht voor de 14 Deventenaren die onder
het oorlogsgeweld in Indië en Zuid-Oost Azië zijn omgekomen en
uiteindelijk op Java hun laatste rustplaats vonden.
Hun namen staan gegrift in de sokkel.
Van deze Deventenaren liggen 9 gesneuvelden op de grote erevelden
Kembang Koening in Soerabaja en Menteng Poeloe in Jakarta. In deze
beide steden is vandaag eveneens de jaarlijkse herdenking gehouden ter
nagedachtenis. De overige 5 slachtoffers liggen op de velden Pandoe in
Bandoeng en Tjandi in Semarang.
De sokkel van het monument bevat 4 urnen met aarde van de 4 erevelden.
Laat hun inzet niet voor niets zijn geweest
|
Gedicht 4-5-2017
|
De wachtende moeder,
En de moeder bleef maar wachten,
tegen beter weten in,
lange slapeloze nachten,
door haar incompleet gezin.
Stapeltjes vergeelde brieven,
strak omwonden met zwart lint;
licht bevlekt door hete tranen,
die ze plengde om haar kind.
Hij beschreef de tropennachten:
melati-geur, en gamelan,
troost, in een verbloemde waarheid;
want haar kind was al een man.
Jong is hij erheen gezonden,
had hij heimwee, of verdriet?
Kassian, maar tijd heelt wonden,
net als in een krontjonglied.
Velen gingen, velen bleven,
zware offers, ver van huis,
helden op die erevelden;
slechts hun naam pronkt op het kruis.
Als je ziet, die oorlogsgraven,
op onafzienbaar groen, dat wit;
dat krijg je nooit meer van je netvlies;
je kunt maar één ding doen:
je bidt.
Menteng Pulo, Kembang Kuning,
maar ook Candi en
Pandu,
hebben hier een urn met aarde;
en de moeder dekt ze toe.
Op de vijftiende augustus, als
wij allen hier wéér
zijn;
dan gedenken wij de helden,
met de Indische
jasmijn.
Chris Jan van Haastert.
|
Programma 4-5-2017
|
Herdenking te Deventer bij het Indië Monument “De Wachtende Moeder” op donderdag 4 mei 2017
Ter nagedachtenis aan Nederlandse- en Molukse slachtoffers in Zuidoost Azië 1942 - 1950
|
|
Verzamelen bij het Monument.
|
|
Aanvang met toespraak door Joep Walter, voorzitter van de Stichting Indie Monument Deventer |
|
Voordracht gedicht ‘De wachtende Moeder’ door Chris Jan van Haastert.
|
|
Een minuut stilte (staande). |
|
Muzikale bijdrage van Lea Pijnappels. |
|
Kranslegging door Geertrui van Gorkom namens haar familie,
tevens namens overige nabestaanden en namens de Stichting Indië
Monument Deventer.
|
|
Kranslegging door burgemeester Andries Heidema namens de gemeente Deventer.
Bloemlegging door belangstellenden.
|
|
Sluiting.
|
Toespraak 15-8-2016 door Josselien Verhoeve
|
Oost West, Thuis Best?
Deze vraag is het thema van vandaag, de dag dat we het einde van de
Tweede Wereldoorlog in Azië herdenken. Een vraag die in dit verband
direct ook dwingt tot het nadenken over de vraag: wat definieert
“thuis”? En wat heeft men ervoor over om thuis te zijn?
Vandaag zijn wij hier samen in Deventer, de stad waarin ik ben geboren
en waar ik me thuis voel. Wij zijn hier samen bij het ontroerende beeld
van de Wachtende Moeder om onze doden te herdenken en om onze trots en
ons verdriet met elkaar te delen. Vijftien augustus is voor ons een
symbolische datum. Het einde van een oorlog impliceert in feite een
daarop volgende periode van rust, vrede en opbouw. Een periode van
hereniging van gezinnen en geliefden, verdriet om de doden, blijdschap
voor nieuw leven.
Ik sta hier met een dubbel gevoel. Want bijna iedere Indische familie
kent verhalen over de Bersiap, de verwarrende en uiterst gewelddadige
periode direct na de Japanse capitulatie, tot aan het voorjaar van
1946. Zes maanden van buitensporig geweld van Indonesische bendes en
milities tegen alles en iedereen die geassocieerd werd met Nederland.
Zo ook tegen de Indische Nederlanders aldaar.
Ook na de Bersiap ging het geweld door: de gewapende strijd om de
onafhankelijkheid, die door de Nederlandse overheid werd beantwoord met
geweld, onder meer militaire, wat uitmondde in de zogenoemde
“politionele acties”.
Dus op 15 augustus herdenken we wel het einde van de Wereldoorlog in de
Oost, maar niet het begin van de vrede in Nederlands Indië / Indonesië.
Dit drukt het monument ook uit: het herdenkt expliciet ook de mensen
die na de datum van de vrede om het leven zijn gekomen. Zelfs jaren
later.
“Thuis”. Dat is waar het het fijnst is. Waar ik het liefst ben. De
oud-Nederlandse uitdrukking Oost West Thuis Best suggereert dat dat in
Nederland is. Of dat het niet uitmaakt wáár het is, dat je overal je
“thuis” kunt creëren. Maar nu staat er een vraagteken achter de
uitdrukking.
Maar wat als de geschiedenis je dwingt om een keuze te maken waar je
“thuis” is? Om een keuze te maken tussen Oost en West, tussen Indonesië
en Nederland? Twee personen in mijn familie maakten precies
tegenovergestelde keuzes. En aanvaardden daarvan de consequenties. Deze
verhalen wil ik met u delen. Beide bieden een ander perspectief op
dezelfde geschiedenis.
Mijn grootvader van mijn vaders kant, Jannes Cornelis Ferdinand
Verhoeve, had een vanille en cacaoplantage op Java. In 1943 werd hij
door de Japanners gevangen genomen en naar Poerworedjo gebracht, waar
hij ruim een half jaar in krijgsgevangenschap bleef. Zijn gezin bleef
achter op de plantage. Hij werd echter weer vrijgelaten om, zoals in de
verslagen staat, “de boel in zijn district rustig te houden”. Rijst en
melk schonk hij aan de lokale bevolking.
Opa verzette zich echter tegen het Indonesische bestuur, dat onder de
Japanse bezetting de macht kreeg. Hij weigerde bijvoorbeeld belasting
te betalen aan de Indonesiër; dat geld, en de giften die hij
verzamelde, gebruikte hij liever om medicijnen te kopen, die hij
vervolgens de vrouwenkampen in wist te smokkelen. Hij zag zijn “thuis”
niet in een onafhankelijk Indonesië, maar in de kolonie
Nederlands-Indië. Je zou kunnen zeggen, geografisch in de Oost, maar
politiek in “West”.
Hiermee nam hij een bewust risico en het bleef dan ook niet zonder
consequenties: direct na het uitroepen van de onafhankelijkheid werd
hij door de Indonesiërs voor dit verzet opgepakt en naar de gevangenis
in Magelang gebracht. In 1946 kwam hij vrij. Negen jaar is hij nog met
zijn gezin in Indonesië gebleven. Hij wilde zijn thuis in de Oost niet
opgeven. Maar uiteindelijk bleek dat onmogelijk. In 1955 emigreerde hij
met zijn gezin naar Nederland. Er was in de Oost geen plaats voor zijn
“thuis”.
De vader van mijn moeder, Pieter Friedrich Dahler werd ook na de oorlog
gevangen genomen, echter, niet door de Indonesiërs, maar door de
Nederlanders. Al ver voor de Tweede Wereldoorlog uitbrak in Azië
streefde hij naar een vrij Indonesië, waarin Indo’s en Indonesiërs aan
elkaar gelijk zouden zijn. Daartoe werkte hij samen met de
nationalisten en, tijdens de Japanse bezetting, met de Japanners. Hij
nam de Indonesische identiteit aan en veranderde zelfs zijn naam. Hij
heette niet meer Frits Dahler, maar Amir Dahlan. Naar zijn overtuiging
was zijn “thuis” in de “Oost”.
Zowel geografisch als politiek. In de ogen van de Nederlanders, maar
ook in de ogen van zijn bloedeigen zonen, was hij daarom een
landverrader en een collaborateur. Toen mijn grootvader op 17 augustus
1945 de rood-witte vlag uithing aan de gevel van zijn huis in Jakarta,
aan de Jalan Kebon Sirih, werd een van zijn zoons zo woedend dat hij
zijn vader dreigde te vermoorden. De Kebon kon nog nét tussen beiden
springen en het pistool afpakken.
Zijn keuze had ook grote consequenties: In februari ‘46 werd mijn
grootvader uitgeleverd door de Britten aan de Nederlanders en gevangen
gezet op het eiland Onrust, onder andere op verdenking van
collaboratie. Hij heeft geen afscheid van mijn moeder kunnen nemen,
zijn jongste dochter die toen acht jaar was. Door de
Nederlands-Indische autoriteiten werd hij vervolgens dertien maanden
gevangen gehouden. In april 1947 werd hij plotseling vrijgelaten, met
als reden: “niet voldoende bewijs”. Direct nadat hij werd vrijgelaten,
begaf hij zich naar Republikeins gebied. Opa Dahler is nooit meer naar
Jakarta teruggekeerd en heeft zijn gezin nooit meer teruggezien. Dat
was de uiterste consequentie van zijn keuze voor zijn “thuis” in “de
Oost”.
Het gaat me nu niet om een oordeel: wie was politiek correct. Achteraf
is het makkelijk oordelen en op beide standpunten is kritiek te geven.
Voor mij geldt: Oost West, Deventer Best. Maar mijn “West” is altijd
Oosters getint, gekleurd door onze familiegeschiedenis. Die omvat
selamatan, malam jumat, veel ooms en tantes en “bau kelek”, maar ook
gevangenschap, uithongering en discriminatie. Mijn geschiedenis kan en
wil ik niet vergeten.
Mijn thuis is Oost en West.
|
Programma 15-8-2016
|
Herdenkingsprogramma ter nagedachtenis aan Nederlandse- en Molukse slachtoffers in Zuidoost Azië 1942-1950
|
|
Ontvangst genodigden en belangstellenden, ceremoniële muziek (10.50 uur)
|
|
Tifa roffel, opmars Erewacht scouting President Steyn en Titus Brandsma |
|
Vlagceremonie (halfstok) |
|
Opening door Joep Walter, voorzitter Stichting Indië Monument Deventer |
|
Welkomstwoord door afgevaardigde van de Molukse- en Papoea gemeenschap in Deventer |
|
Een woord vooraf namens College B & W van de gemeente Deventer door wethouder Frits Rorink |
|
Muziekzang door Paula Matitaputty |
|
Voordracht Gedicht ‘Naar de Voorouders’ van Han Resink door Aïda Bulbur |
|
Instrumentaal: “Blijf mij nabij” – “Tingal Sertaku” |
|
Lezing door mevrouw Josselien Verhoeve |
|
Signaal Taptoe (men gaat staan)
|
|
2 minuten stilte
|
|
Signaal Voorwaarts
|
|
Wilhelmus (vlag in top)
|
|
Kranslegging met tifa roffel en tahuri (schelp)
1. Molukse- en Papoea gemeenschap door Theo Doetawihardja
2. Stichting Indië Monument Deventer door Rosalie Kambong
3. Gemeente Deventer door wethouder Frits Rorink
4. Oud mariniers COM afdeling Deventer
5. Bloemlegging belangstellenden |
|
Muziekzang door Paula Matitaputty |
|
Dankwoord en sluiting Joep Walter
Afmars Scouts Erewacht (tifa roffel) |
|
Einde plechtigheid (12.00 uur)
|
|